· 

Historie 2009: Kasteelheren breken uit, Perry Leijdsman "“Goed verdedigen levert meer doelpunten op”"

Uit De Pupillentrainer van 2009. Perry Leijdsman van SPARTA Rotterdam

 

L’étranger, zo omschreef Albert Camus ooit de eenzame sluitpost. Is in meer abstracte term het woord vreemdeling ook niet van toepassing op Nederlandse verdedigers? Nee, niet in die zin dat ze niet aan het spel deelnemen, zoals de Franse filosoof het ooit bedoelde. Maar de echte verdediger, bestaat die nog wel in Nederland? Nederlandse topspelers als Urby Emanuelson en Tim de Cler, het waren ooit aanvallers die zich op latere leeftijd het verdedigen aangeleerd hebben. Hoe goed ze dat ook is afgegaan, De Cler en Emanuelson worden toch meer geroemd om hun aanvallende acties dan hun verdedigende inzicht. En juist dat inzicht, die intuïtie waar je als verdediger moet staan, wordt bij Sparta Rotterdam tegenwoordig van jongs af aan getraind. 

 

Waar veel clubs de nadruk op de opbouw leggen, het verfijnen van de techniek bij de aanvallende actie, begint de eredivisieclub de spelers ook al op hele jonge leeftijd de omschakeling bij te brengen. Voor pupillen houdt dat allereerst in de bal zien af te pakken. ,,Maar geen catenazzio, want welke jeugdspeler vindt het leuk om de bal over de zijlijn te schieten”?, stelt Perry Leijdsman wiens functie Techniektrainer en coördinator Onderbouw Voetbal bij de Rotterdamse club is. ,,Scoren moeten ze, ook de kinderen die in de verdediging staan. Dus in de meest elementaire vorm, de één tegen één situatie, zet je aan beide kanten doelen neer. Zodat enerzijds de verdediger, als hij de bal afgepakt heeft, gelijk de bal in het doel kan schieten. Maar anderzijds leert hij ook beter positie kiezen. Een F-pupil die verdedigt gaat in het begin in het doel staan. Het gevolg: de aanvaller scoort het ene na het andere doelpunt.”

 

Sorry, een F-pupil? ,,Ja, op zeven- en achtjarige leeftijd willen we al op een speelse manier beginnen de kinderen de kunst van het verdedigen bij te brengen”, vertelt de 41-jarige inwoner van het Brabantse Bosschenhoofd. ,,Wij willen geen Italiaanse verdedigingsstijl, maar we kunnen wel wat Italiaanse ingrediënten toevoegen als we de Hollandse School aan het publiek voorschotelen.”

 

En die Hollandse School is, als het een verdediger betreft, toch vooral een man die op het juiste moment inschuift, zodat er op het middenveld een mannetje meer ontstaat. Echter, de bal veroveren door simpelweg goed te staan is iets wat in Italië veel meer is ingeburgerd dan in Nederland. Maar hoe breng je een kind de lol van de bal afpakken bij? Dromen over fameuze passeerbewegingen als de Zidane en de Ronaldinho is mooi, maar dergelijke dromen zijn kwellingen voor de speler die op een dergelijke manier gepasseerd wordt.

,,Belangrijk is om als trainer niet alleen de nadruk op de aanvallende acties te leggen”, vertelt Leijdsman. ,,Natuurlijk, de technische bagage van René Meulensteen is belangrijk: wij besteden heel veel tijd aan bijschaven van de passeerbewegingen van de jeugdspelers. Maar zien waar je tegenstander met de bal heen gaat en daarop inspelen is net zo belangrijk als je opponent op het verkeerde been zetten. Dat gevoel geef je de kinderen door bijvoorbeeld aan vier zijden van het veld een goal neer te zetten. Verliest de aanvallende partij de bal, dan is de kans groot dat de bal gelijk in het doel geschoten wordt.” Het basisprincipe dat een verdediger ook moet kunnen inschuiven, maakt dat een verdediger ook gelijk een superverdediger moet zijn. Een foute inschatting en balverlies is gelijk dodelijk als de mannen achterin niet over voldoende kracht en explosiviteit beschikken. 

 

‘Je moet er altijd van uitgaan dat je teamgenoot de bal verliest. Als je je op die manier opstelt, letterlijk en figuurlijk, kun je hem negen van de tien keer helpen.’ (Jaap Stam in Vrij Nederland)

 

Nog beter de intuïtie ontwikkelen waar je als verdediger moet staan, moet de laatste linie van het imago van ‘Nederlandse achilleshiel’ afhelpen. Bij Sparta wil men een voortrekkersrol vervullen om de ‘moderne verdediger’ op te leiden. Of zijn het oude principes, verhuld in een nieuw jasje? Opvallend in dit verband is dat de vertrekkende Kasteelheer in Rotterdam, Danny Blind, bij Ajax in het hart van de defensie een Europese machtsgreep plaatste in 1995. De aandacht ging vooral uit naar Patrick Kluivert, maar de sleutel van het succes lag op het middenveld. Doordat hetzij Blind hetzij Rijkaard regelmatig konden doorschuiven, had Ajax een overwicht op het middenveld. En dat laatste was weer mogelijk omdat Blind en Rijkaard het spel feilloos konden lezen.

 

Brein

Het brein net zo aanscherpen als de snelheid van handelen, dat is één van de doelstellingen van Sparta Rotterdam. Dat brengt ons terug bij de F-pupillen, bij de jongen die in de goal in de één tegen één situatie de ballen langs hem in het doel ziet gaan. Hoe verwarrend dit ook voor hem is, het leidt volgens Leijdsman altijd tot de eerste vormen van spelinzicht. ,,Het kan vijf minuten, tien minuten of een kwartier duren, maar vroeg of laat zet hij een stapje vooruit”, stelt de coördinator. ,,Simpelweg, omdat achteruit lopen niet helpt. Als die F-pupil namelijk twintig keer die bal langs hem in het doel heeft zien gaan, doet hij automatisch een stapje naar voren. Steeds weer een stapje vooruit totdat hij door heeft dat van het doel af verdedigen meer zin heeft dan in de goal te staan. De rol van de pupillentrainer in deze? Helemaal niets.

 

Laat ze gewoon maar vijftien, twintig minuten spelen en zelf ondervinden wat de beste manier is om positie in te nemen.” Bij de E-jeugd worden al oefeningen gehouden met drie verdedigers en vijf aanvallers om het positiegevoel verder te verfijnen. Daarna, vanaf D-jeugd, worden de ‘reguliere oefensessies’ van zeven tegen zeven en negen tegen negen gehouden. ,,Maar dan hopen we dat ze intuïtief in de omschakeling beter onderlegd zijn dan de tegenstander”, vertelt Leijdsman.

 

Daarmee wordt een nieuw hoofdstuk in de jeugdopleidingen geschreven. Daar waar veel clubs hun jeugdspelers pas vanaf de D-jeugd gericht tactiek bijbrengen, kiest Sparta Rotterdam voor én én. Indirect impliceert de club dat het spelinzicht van spelers ook een talent is. Iets waarmee je op jonge leeftijd een blijvend voordeel op leeftijdsgenoten kan verwerven. ,,Dit talent herkennen vereist een heel ander scoutingsbeleid”, vertelt Leijdsman. ,,Vroeger bij een wedstrijd werd altijd de spits eruit gepikt die drie keer scoorde. Nu hebben wij de scouts opdracht gegeven te letten op de verdediger die bij de tien acties van de spits hem zeven keer wist te neutraliseren.” Maar het trainen van het spelinzicht blijft niet beperkt tot de verdedigers alleen. Leijdsman, die niet alleen coördinator is, maar ook alle jeugdteams –van de F2 tot en met de D1 en zelfs de landelijk spelende A-jeugd- één keer in de week traint, wil dat ook spelers met meer aanvallende kwaliteiten de waarde van de omschakeling leren kennen. ,,Ook middenvelders en aanvallers worden in de training achterin gezet om te leren anticiperen op wat de tegenstander doet.” De nieuwe totaalvisie van Sparta Rotterdam gaat echter verder. Niet alleen wordt het brein getraind op het veld, maar ook in het clubgebouw. Daar geven twee docenten, ondersteund door twee studiebegeleiders, de talenten les. Leijdsman: ,,Ze trainen twee keer per dag, maar hoeven toch thuis geen huiswerk meer te maken of te eten. Dat gebeurt dankzij de studiebegeleiding allemaal op de club. Deze discipline en het feit dat de spelers het gevoel hebben als een prof te leven zorgen ervoor dat de studieresultaten van de spelers enorm verbeteren. Aanvankelijk hebben we dit project opgestart voor A-, B- en C-junioren, maar we gaan het nu uitbreiden naar de D-pupillen.” Wellicht is dit de opmaat voor een cultuuromslag. Niet alleen wat betreft de begeleiding van pupillen, maar ook in het opleiden van verdedigers, zodat de klassieke ‘loopbaan’ van aanvaller tot stopperspil nog kritischer bekeken wordt en er meer ‘echte verdedigers’ opgeleid worden. Maar er wordt ook een prijs betaald. ‘Voetbal was plezier maken. Dat is anders dan bij jongens die al vanaf hun achtste getrouwd zijn met een profclub. Als er zo jong al druk op je wordt gelegd en je verteld wordt wat je moet eten en hoe laat je naar bed moet, dan gaat het je op een gegeven moment tegenstaan. Kijk naar Ajax, die jongens zijn al zo lang bij hun club. En niet iedereen redt het. Als je niet goed genoeg bent op je zeventiende, kun je weg. Dan ben je je jeugd kwijt en dat is niet meer in te halen. Als je echt goed bent en hard wilt werken, dan komt het er toch wel uit.’ (Jaap Stam, Vrij Nederland)

 

Het is maar één visie over de ontwikkelingen van de afgelopen jaren. ,,Ik wil de kans zo groot mogelijk maken dat talenten doorbreken”, stelt Leijdsman. ,,Dus als dankzij de professionalisering vier en niet drie talenten doorbreken, dan hebben wij het als jeugdopleiding goed gedaan.