Historie: Cor van Hoeven: ‘streetrules vergroten ook ruimtelijk inzicht’

Voetbalwiskunde van de straat

 

Johan Cruyff zegt het, alle voetbalkenners zeggen het. Straatvoetbal is de bakermat van het voetbal. Daar wordt de basis van een goede techniek gelegd. Maar vergroot het pingelen op de vierkante meter ook het ruimtelijk inzicht? ,,Nee, dat op zich niet”, stelt Cor van Hoeven van de voetbalschool Winning Skills. ,,Maar wel als je het in een juiste partijvorm doet. En de kinderen van toen voelden intuïtief aan welke partijvorm het beste hun voetballend vermogen zou verbeteren.”

 

Hij praat over tijden van pleintjes tussen fl ats ‘van driehoog achter’, van groezelige oude kantoorpanden met in het weekeinde uitgestrekte parkeerterreinen. De Rotterdammer doelt ook op zijn eigen tijd als jeugdspeler, toen hij in het park voetbalde met zijn vrienden. ,,Hoewel er niet altijd dezelfde spelers waren, wisten we precies hoe we de meeste weerstand zouden krijgen. Waren de besten aanwezig, dan speelde je bijvoorbeeld gewoon vijf tegen vijf. Maar meestal was dat niet zo en dan speelde je overtal tegen ondertal. De drie besten namen het dan op tegen vijf minder getalenteerde spelers. Voor de meest getalenteerde spelers was dat een goede oefening, want ze konden hun technische vaardigheid testen en kijken hoeveel man ze konden passeren.

Tegelijkertijd wist je ook dat als je de bal verloor het gelijk linke soep was tegen het ‘soepzooitje’, zoals die vijf minder goden werden genoemd. In overtal konden ze de bal door simpel over te spelen in ons eigen doel schieten. Je moest dus je beweging perfectioneren, maar je leerde ook inschatten waar en wanneer je welke techniek moest toepassen. En belangrijker nog, je leerde ook in welke situatie het te risico vol was om een actie te maken.” Van Hoeven heeft nadrukkelijk die overtal-ondertal situaties in zijn oefenstof opgenomen. ,,Misschien is dat niet gebruikelijk, maar je moet wel, omdat kinderen tegenwoordig veel minder op straat voetballen. Ze hebben veel minder straatwijsheid.”

 

‘Rules from the street’ één op één kopiëren naar een gestructureerde voetbaltraining op het veld kan uiteraard niet. ,,Maar waar het om gaat is dat je dezelfde prikkels afgeeft ”, vertelt Van Hoeven. ,,Kinderen kicken op succes. Dat geeft hun niet alleen het plezier, maar ook de motivatie om verder te leren. Als pupillentrainer moet iemand zo begeleiden in zijn techniek dat hij dat plezier behoudt. Je moet met andere woorden hem of haar stap die techniek bijschaven en vervolgens functioneel maken. Daarmee bedoel ik dat hij of zij ziet wanneer de techniek toegepast moet worden of het juist beter is om over te spelen. Ik noem dit voetbalwiskunde, maar het komt erop neer dat je het ruimtelijk inzicht van de pupil traint.” Dat klinkt meer als een stukje didactiek dan een voetbaltechnisch verhaal. ,,Maar als pupillentrainer heb je ook een lerarenrol”stelt Van Hoeven. ,,Waar het om gaat is dat je die kinderen de juiste handvatten biedt. Neem bijvoorbeeld een schaar. Eerst toon je de oefening, dan laat je de pupil het proberen. Eerst in de vrije ruimte, dan om een pilon, vervolgens om meerdere pilonnen, vervolgens tegen de trainer en dan tegen een medespeler.

Je verhoogt dus maar stapje bij stapje verhoog de weerstand. Daardoor heeft de pupil de kans zich beetje bij beetje te verbeteren en houdt hij, belangrijker nog, het plezier in het oefenen van de techniek, omdat hij vooruitgang bemerkt.”

 

De volgende stap is de techniek integreren in een spelvorm. ,,Uitgangspunt is dat je daarbij van een grote ruimte toewerkt naar het schaven van de techniek in een kleine ruimte”, vertelt Van der Hoeven. ,,Tegelijkertijd leren ze de beginselen van het functioneel maken van de techniek. Je kan er bijvoorbeeld voor kiezen twee grote goals neer te zetten. De pupil maakt de schaar, ziet dat hij er niet langs komt, draait en schiet de bal in de andere hoek. Je kunt er voor kiezen twee kleine goaltjes aan weerszijden van het veld neer te zetten. Dan dreigt hij bijvoorbeeld de actie te maken, maar vervolgens kapt hij en schiet hij de bal in de andere goal. Tenslotte kun je ook op elke zijde van het veld een goal neerzetten, waarbij als stelregel geldt dat je niet meer dan een keer in een bepaald doel mag scoren. In het begin traint de pupil zijn ruimtelijk inzicht als hij niet langs de verdediger komt. Hij kapt, draait dribbelt om de verdediger heen en schiet in drie doelen raak.

Dit kun je zeg maar de zijdelingse actie noemen. Maar om in het vierde doel te schieten zal hij er echt face-tot-face langs moeten. Hij moet dus die schaar gaan doen met alle risico’s van dien, want als de verdediger de bal afpakt en scoort heeft hij gewonnen. ” Daarna wordt de techniek in partijvorm geoefend. Dan kan vier tegen vier zijn, maar hoeft helemaal niet. ,,Het gaat erom wat de technische én tactische bagage van de pupillen zijn”, vertelt Van Hoeven. ,,Is het niveauverschil binnen de groep groot, dan ga je overtal-ondertal situatie nabootsen van vijf tegen drie of vijf tegen acht van mijn part. Ook de ruimte pas je aan het gegeven aan hoe ver de pupillen in hun ontwikkeling zijn. Hoe meer technieken ze beheersen, hoe kleiner je de ruimte maakt. Overigens moet je als trainer er opletten dat ook de pupillen met minder talent, de partij in overtal dus, wel de schaar gaat beheersen.

 

Met andere woorden, je geeft die spelers de numerieke meerderheid om ze de kans te geven om het partijtje te winnen. Nogmaals, succes motiveert. Maar tegelijkertijd moet je in spelvormen aan hun techniek blijven sleutelen totdat ze de schaar beheersen. Ook al sta je daardoor als trainer een half uurtje langer dan gepland op het veld.”

 

Voor de oefenstof ga naar deze pagina