Column Jan Dirk van der Zee: Waar blijft de actie van de overheid tegen de bewegingsarmoede?

Mijn ouders hadden een druk horecabedrijf en ik kan mij niet herinneren dat ik ooit een dag door ze naar school ben gebracht. Naar de lagere school liep ik, de middelbare school bereikte ik op de fiets. Net als mijn klasgenoten. Het regenpak hoorde bij de standaarduitrusting. Op gure herfstdagen rook het leslokaal daardoor vaag naar binnenband.

 

Nou heb ik weinig op met nostalgie, maar toen vorige week het filmpje van Eric Scherder voorbij kwam, dacht ik: waar zijn we met de bakfiets en de auto verkeerd afgeslagen? Voor de zoveelste keer benadrukt de hoogleraar neuropsychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, in een rondetafelgesprek met Tweede Kamerleden, hoe levensbedreigend de pandemie van bewegingsarmoede is, maar niemand pakt het echt op.       

 

Ditmaal legt Scherder uit wat het directe verband is tussen de Covid-19-pandemie en het ontbreken van een actieve leefstijl. “Het enige wat je nu zelf kunt doen, aanvullend aan de vaccinaties, is gezond eten sporten en bewegen,” beklemtoont de hoogleraar. Om de Kamerleden vervolgens op het hart te drukken, dat het nu toch echt niet meer zo kan zijn, dat als je niets beters meer hebt om een probleem aan te pakken, aan sport en bewegen denkt. Scherder: “Bewegingsarmoede moet rigoureus worden aangepakt en niet met een project waar de overheid hier of daar aan meedoet.”

 

Maar waar blijft de actie? Hoe pakken we het aan? Want ook de gezamenlijke sportbonden, de KNVB voorop, lopen nu al jaren de deur plat in Den Haag met de alarmvraag om sporten en bewegen uit de hobbysfeer te halen.

 

Wat dat betreft kunnen we verlekkerd kijken naar Noorwegen. Sport is daar heel anders georganiseerd dan in Nederland. Hierdoor staat het land niet alleen bovenaan de ranglijsten van de Olympische Spelen, maar krijgen ze ook de jeugd intensief aan het sporten. In een artikel ‘Joy Of Sport For All’ op het Canadese nieuwsplatform The Globe and Mail wordt uitgelegd hoe dat resultaat is bereikt.

 

Kern van die aanpak is de wettelijke vastlegging van de sportkinderrechten, waarbij door de Noorse overheid is bepaald dat ieder kind recht heeft op een positieve ervaring bij iedere keer dat het sport. Ook is het verboden competitiestanden en wedstrijduitslagen bij te houden van kinderen onder de 13 jaar en zijn er voortdurend impulsen om zoveel mogelijk sportdisciplines uit te proberen tegen zo laag mogelijke kosten voor de ouders. Uit den boze is het selecteren van kinderen met talent. Bovendien sport iedereen tot ver in de middelbare school leeftijd zoveel mogelijk op een en hetzelfde niveau.

 

Nu is het niet zo dat wij in Nederland er de ballen van snappen, maar het hangt wel te veel samen van gefragmenteerde initiatieven. Zo kennen wij in het voetbal voor kinderen tot en met 10 jaar geen competitiestanden meer, is vier fasen voetbal doorgevoerd en spelen jongens en meisje door elkaar. In 2018 is zelfs het KNVB-project Gelijke Kansen Jeugdvoetbal gestart. Met daarin dezelfde principes als het Noorse model, echter aangevuld met twee belangrijke extra elementen: iedere speler verdient een competente trainer en elke vereniging heeft een hoofd opleidingen.

 

Maar los van het voetbal zijn er ook andere initiatieven die bewijzen dat het anders en vooral beter kan:

  • Limburg waar met een groot project op de basisschool bewegend leren is geïntroduceerd (niet langer dan 10 minuten stilzitten) en gezond eten. Veel minder conflicten en pestgedrag trouwens.
  • Scholen die gebruik maken van gaming om kinderen aan het bewegen te krijgen. Gymles in een Pacman-jasje.
  • Gemeentes die jongeren betrekken bij de inrichting van de openbare ruimte. Wat willen jullie hier: een voetbalveld, skatepark of iets anders? 
  • De ‘SchoolSportvereniging’ in Rotterdam met strippenkaarten om verschillende sporten te ontdekken.

 

Veel positieve energie, waarmee het kabinet zich kan opladen om grootscheeps aan de slag te gaan met de organisatie ‘Bewegen is het nieuwe normaal’.

 

Daarbij zou ik meteen willen opperen: laat de auto en de bakfiets staan, kinderen kunnen prima zelf naar school fietsen of lopen. Meer columns van Jan Dirk van der Zee klik hier